Zes jaar geleden ben ik in aanraking gekomen met de interactiemethode relationele ontwikkeling, Beweging-als-houvast, een werkwijze die voortgekomen is uit de eerder ontwikkelde methode Emerging Body Language. Na jarenlange ervaring als groepsopvoeder op een crisisgroep en verschillende residentiële behandelgroepen binnen een instelling voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en gedrags- en/of psychiatrische problematiek, ben ik een vervolgstudie gaan doen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hier heb ik tijdens mijn studie Pedagogische Wetenschappen kennis gemaakt met deze nieuwe werkwijze. Destijds werd dit gegeven binnen de cursus klinische vaardigheden – en werd toen relationele ontwikkeling genoemd. De kennismaking met deze methode heeft mij als professional en als persoon en met mij vele anderen op een belangrijke manier veranderd
Op de crisisgroep waar ik mijn loopbaan in 2004 gestart ben, stonden de termen directief, overnemen, streng maar rechtvaardig en beheersmatig centraal. Jongeren die vast waren gelopen in de thuissituatie en ouders die vast waren gelopen met hun kroost, trokken aan de noodrem waarna de jongere opgenomen werd als ‘crisis’. Doel van de plaatsing was om de crisis door middel van een timeout zo snel mogelijk te bezweren, waarna vervolgstappen gezet konden worden. Door het bieden van de drie B’s, ‘Bed, Bad, Brood’, en het regime van de drie R’s, ‘Rust, Reinheid en Regelmaat’, werd getracht dit doel te bereiken. Dit ging gepaard met een strakke dagstructuur waarin het individu gezien werd als onderdeel van het geheel en er weinig uitzonderingen mogelijk waren. Hoe vaak ik als groepsopvoeder de woorden ‘zo doen wij dat nou eenmaal’ en ‘omdat ik dat zeg’ heb uitgesproken, is ontelbaar. En met welk doel? In de veronderstelling dat als een jongere het gezag van de volwassene weer accepteerde, de instructies opvolgde en zich rustig gedroeg, de crisis bezworen was en de ontwikkeling voortgezet kon worden?
Na mijn ervaring op deze crisisgroep ben ik werkzaam geweest bij een residentiële behandelgroep waar zo mogelijk nog beheersmatiger werd gewerkt. Onder het motto ‘terug naar fase 0 en van daaruit opbouwen als het gedrag van de jongere het toelaat’ werden jongeren met zo weinig mogelijk spullen boven op hun kamer gezet. Zij volgden een vast dagprogramma met gezamenlijke momenten in de groepsruimte. Daarnaast kregen ze onderwijs, weliswaar beperkt, in een aparte ruimte binnen diezelfde leefgroep. Dit alles afgewisseld met zogenoemde ‘kamermomenten’ voor de rust. Dit betekende dat de jongeren een uur of meer afgezonderd op hun eigen kamer moesten doorbrengen. De begeleiding was vrijwel iedere moment van de dag in de directe nabijheid en de jongere moest voor alles wat deze wilde toestemming vragen. Er moest zelfs door de jongere gevraagd worden of deze binnen mocht komen in de groepsruimte of mocht doorlopen bij de deurpost. En wat gebeurde er nadat de jongere tot rust was gebracht en stapsgewijs weer meer ‘vrijheden’ had verdiend? De oude gedragspatronen kwamen terug, de vrijheden werden vervolgens weer voor een bepaalde tijd ingenomen tot de jongere het weer opnieuw mocht proberen. Als de jongere eenmaal toe was aan een vervolgstap, bleek in de meeste gevallen dat de jongere toch weer terugviel in het oude gedrag. Dit vond ik een interessant gegeven. Waarom werd het inmiddels geleerde niet behouden? Mijn stellige mening is hierbij dat alle handelingen niet van de jongere waren maar van de groepsleiding. De jongere moest voldoen aan dat wat werd opgelegd, het opgelegde verdween en dat wat de jongere uit zichzelf wel kon, werd weer zichtbaar. De jongere had zich dus niets eigengemaakt. Het was er zogezegd van buitenaf op geplakt, de handelingen waren niet geïnternaliseerd en het gedrag was na het wegvallen van de aansturing niet meer zichtbaar zodra de externe sturing verdwenen was. Terug bij af, dat heb ik vaak meegemaakt.
Ook de benadering van stoornissen was destijds anders dan tegenwoordig. Van een reactieve hechtingsstoornis kon een jongere niet genezen, het perspectief was uitzichtloos. Dit werd ook wel ‘het bodemloze putsyndroom’ genoemd en het enige vooruitzicht was het ontwikkelen van nog heftigere persoonlijkheidsproblematiek zoals een borderline persoonlijkheidsstoornis. Een jongere met autisme kon niets bijleren en zich geen nieuw gedrag eigen maken. De omgeving moest zich vormen naar de jongere zodat deze zo probleemloos mogelijk door het leven kon gaan. Een jongere met ADHD kreeg methylfenidaat en als dat niet of onvoldoende werkte, dan werd de dosering verhoogd. Begrijp me niet verkeerd, we deden vanuit ons hulpverleningshart ons uiterste best om met de weinig beschikbare middelen zo veel mogelijk hulp en ondersteuning te bieden aan de jongeren en hun families in nood.
Als ik echter, met mijn ervaring van nu en de ontwikkelingen in de huidige wetenschap, terugkijk op de manier van werken in de afgelopen tien jaar, dan staat soms het schaamrood op mijn kaken. En ik moet zeggen, ik ben blij met de zienswijze van nu en ik zal laten zien wat er met mij gebeurd is. Daarvoor ga ik terug naar 2013, het jaar dat ik in aanraking kwam met de interactiemethode relationele ontwikkeling ofwel Beweging-als-houvast.
Volledige tekst lezen (enkel abonnees)
Over de (eerste) auteur
