Ga naar de inhoud

Psycho-educatie voor kinderen met een ADHD-classificatie: Evaluatie van de effectiviteit van een psycho-educatiegroep

Hoewel psycho-educatie een eerste stap is in de behandeling van ADHD, is er nog maar weinig bekend over de effectiviteit van het aanbod psycho-educatie. ‘ADHD psycho-educatiegroep (9-12 jaar)’ is een groepsaanbod voor kinderen van 9-12 jaar met een ADHD-classificatie, dat in dit onderzoek onderzocht werd op effectiviteit.

In deze pilotstudie werden 32 kinderen met ADHD (8-12 jaar) gevolgd tijdens en na een psycho-educatiegroep voor ADHD. Primaire uitkomstmaten waren de symptomen van ADHD, de kennis over ADHD bij de kinderen, de hoogte van het zelfbeeld; alle gerapporteerd door de ouders en de kennis over ADHD gerapporteerd door de kinderen zelf, beoordeeld voor en na de interventie. Multivariate variantieanalyses toonden aan dat de psycho-educatiegroep een positieve verbetering gaf op de totale score van ADHD-­gedrag (een afname van symptomen) en op kennis over ADHD. Daarnaast was er een positieve significante verbetering op het zelfbeeld gerapporteerd door ouders over het kind. Of de ouders parallel een oudertraining volgden, had geen invloed op de uitkomsten. Ook het gebruik van medicatie of de mate van ernst van de ADHD-symptomen was niet betekenisvol van invloed.

Dit onderzoek laat zien dat een psycho-educatiegroep voor kinderen (8-12 jaar) met een ADHD-classificatie effectief kan zijn in het verminderen van ADHD-symptomen, het vergroten van de kennis over ADHD en het verbeteren van het zelfbeeld. Het parallel volgen van een oudertraining door ouders of het gebruik van medicatie bij start van de groep droeg niet betekenisvol bij aan de uitkomsten.

Kernwoorden: ADHD, psycho-educatie, groepsaanbod, kennis over ADHD, zelfbeeld

OVER DE AUTEURS

Anneloes Vree MSc, GZ-psycholoog i.o.t. klinisch psycholoog, is werkzaam bij Dokter Bosman team Jong Volwassenen (JOVO), locatie Amsterdam en is als docent verbonden aan de VU Amsterdam en RINO Zuid/RCSW. E-mail: avree@dokterbosman.nl.

Dr. Sylke Toll, NVO orthopedagoog-generalist, is werkzaam bij Dokter Bosman team Kind en Jeugd, locatie Arnhem en is als docent verbonden aan de Radboud Universiteit en RINO Zuid/RCSW.

1. Inleiding

Attention Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) is een van de meest voorkomende ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en adolescenten en komt voor bij 2 tot 7% ​​van de schoolgaande kinderen tot 16 jaar (Multidisciplinaire Richtlijn AD(H)D, 2005; Sayal et al., 2018). Hoewel de kernsymptomen van ADHD worden gedefinieerd als hyperactiviteit, impulsiviteit en onoplettendheid, worden deze symptomen ook geassocieerd met veel problemen met betrekking tot ouders, leraren, leeftijdsgenoten en broers en zussen tijdens de kindertijd (Barkley, 2006). In feite interfereren de gedragskenmerken passend bij ADHD vaak met verschillende gebieden van het leven omdat het een invloed heeft op het cognitieve, gedragsmatige, emotionele en sociale niveau (Rader et al., 2009). Kinderen met een ADHD-classificatie stagneren bijvoorbeeld eerder in hun ontwikkeling omdat ze niet goed functioneren op school (Pelham et al., 2005). Ook hebben ze moeite om sociale contacten te krijgen en te onderhouden (King et al., 2009). Daarnaast kan het stigma op de classificatie en de bijkomende afwijzende reacties door de omgeving op het drukke, impulsieve gedrag of op de stagnerende schoolresultaten zorgen voor een negatief zelfbeeld (Zorgstandaard ADHD, 2019). Het is daarom van groot belang om een ​​effectieve behandeling te vinden die de intensiteit en dus de impact van ADHD-symptomen kan verminderen. Drie behandelmethoden zijn effectief gebleken in gecontroleerde klinische onderzoeken: medicatie, gedragstherapie en een combinatie van beide behandelmethoden (Prins, 2005; The MTA Cooperative Group, 1999).

Hoewel de werkzaamheid van stimulerende medicatie bij de behandeling van ADHD goed wordt ondersteund door de uitgebreide literatuur, hebben farmacologische behandelingen verschillende beperkingen en benadrukt het daarom de noodzaak om effectieve psychosociale behandelingen te identificeren (Chronis et al., 2006). Wanneer gedrags­therapie en medicatie worden gecombineerd, wordt vaker een normalisatie van symptomen bereikt (Hinshaw et al., 1998). De effectiviteit van ADHD-behandelingen, zowel medicatie en gedragsbehandelingen als de combinatie, is aangetoond tot twee jaar na afronding (MTA, 2004).

In (internationale) praktijkrichtlijnen over ADHD staan aanbevelingen dat psycho-educatieprogramma’s een nuttig onderdeel kunnen zijn van het multimodale niet-farmacologische beheer van deze aandoening voorafgaand aan de behandeling (Montoya et al., 2014; NICE, 2008; Multidisciplinaire richtlijn AD(H)D, 2005). Psycho-educatie houdt in ‘het op systematische wijze (evidence-based) voorlichting geven over onder andere het ontstaan en beloop van ADHD-symptomen, de impact van de symptomen op het functioneren en de behandelmogelijkheden’. Psycho-educatie is volgens de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) een verplicht onderdeel van de behandeling voor ADHD. Ieder kind heeft volgens deze wet recht op informatie over zijn classificatie (Federatie Medisch Specialisten, 2018). Omdat het inzicht geeft in de classificatie en het stigma vermindert, evenals de acceptatie van symptomen en behandelingen vergemakkelijkt, de therapietrouw verbetert en daarmee het dagelijks functioneren verbetert (Zorgstandaard ADHD, 2018; Vermeulen, 2008; Multidisciplinaire Richtlijn AD(H)D, 2005). Een ander doel van psycho-educatie is het veranderen van het negatieve zelfbeeld in een realistisch, meer positief, zelfbeeld (Vermeulen, 2008). Experts stellen in de Multidisciplinaire Richtlijn ADHD (Trimbos, 2005), dat het deelnemen aan een kindgroep bij kinderen met een AD(H)D-classificatie een positieve impact kan hebben op hun zelfbeeld. Het vinden van ondersteunend bewijs voor de rol van psycho-educatie is echter beperkt omdat het moeilijk te interpreteren is (Ferrin et al., 2014; Lopez et al., 2005).

Toch zijn er enkele onderzoeken geweest die de effecten van psycho-educatieprogramma’s op klinische resultaten bij kinderen en adolescenten met een ADHD-classificatie hebben onderzocht. Twee gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT) toonden een significante verbetering van ADHD-symptomen in vergelijking met een controlegroep. Een van deze programma’s gebruikte vijf wekelijkse sessies van 90 minuten met informatie over ADHD voor ouders en kinderen, terwijl het andere programma twaalf wekelijkse sessies van 90 minuten bevatte met informatie over ADHD én copingstrategieën (Ferrin et al., 2014; Montoya et al., 2014).

Een studie van Corkum et al. (1999) onderzocht het effect van individuele psycho-educatie op ouders van kinderen (5 tot 12 jaar) met een ADHD-classificatie op de inschrijving voor en de naleving van zowel farmacologische als niet-farmacologische interventies voor hun kinderen. Ouders met een hoger kennisniveau van ADHD, als resultaat van de psycho-educatie, namen vaker vrijwillig deel aan zowel farmacologische als niet-farmacologische behandelingen. Uit ander onderzoek onder kinderen met een ADHD-classificatie blijkt dat psycho-educatie de kwaliteit van leven niet heeft verbeterd, maar het aantal ADHD-symptomen heeft verminderd (Ferrin et al., 2016; Looyeh et al., 2012).

Uit een metastudie van Montoya et al. (2011) blijkt dat er drie studies zijn geweest die de kernsymptomen van ADHD hebben gemeten bij een individuele psycho-educatie voor ouders en/of kind. Bij een van de onderzoeken, met een pre-post design, werd er een significante vermindering van de symptomen aangetoond, wat vervolgens in een RCT-design niet meer kon worden aangetoond. In een andere studie verbeterden de kernsymptomen van ADHD meestal met een psycho-educatieprogramma (Sonuga-Barke et al., 2001). Er was echter ook een studie waarin er geen bewijs gevonden werd voor een effect van psycho-educatie plus kindgedragsinterventie op de beoordeling van de ADHD-symptomen (Ialongo et al., 1993).

De genoemde studies tonen aan dat individuele psycho-educatie of psycho-educatie gericht op ouder(s) en kind een veelbelovende benadering is voor het verbeteren van klinische symptomen en therapietrouw voor zowel farmacologische als niet-farmacologische interventies. Nog niet bekend echter is of psycho-educatie in groepsverband dezelfde effecten laat zien.

Het eerste doel van deze studie is om te onderzoeken of ‘ADHD psycho-educatiegroep (9-12 jaar)’1 (Ehrlich & Hilbers, 2018), een groepspsycho-educatieprogramma voor kinderen met een ADHD-classificatie, effectief is in het verbeteren van de kennis over ADHD, het verminderen van ADHD-symptomen en het verbeteren van het zelfbeeld. De verwachting is dat (1) een psycho-educatiegroep voor kinderen met een ADHD-classificatie de totale ADHD-symptomen zal verminderen; (2) een psycho-educatiegroep voor kinderen met een ADHD-classificatie de kennis over ADHD zal doen verbeteren en (3) een psycho-educatiegroep voor kinderen met een ADHD-classificatie het zelfbeeld zal doen verbeteren.

Het tweede doel van deze studie is het beantwoorden van de vraag of, wanneer ouder(s) ook psycho-educatie krijgen, dit leidt tot minder ADHD-symptomen en meer kennis over ADHD bij de kinderen na de interventie. Het moderator-effect kan belangrijke informatie onthullen of het aanbieden van een psycho-educatiegroep aan zowel kind als ouders meer effect geeft dan enkel aan het kind. De verwachting, op basis van eerder onderzoek, is dat kinderen meer kennis over ADHD hebben en minder ADHD-symptomen als de ouder(s) ook een psycho-educatiegroep krijgen.

2. Methode

2.1 Participanten

In dit onderzoek hebben 32 kinderen geparticipeerd met een gemiddelde leeftijd van 10.3 jaar, waarbij de jongste deelnemer 8.2 jaar is en de oudste 12.3 jaar (SD = 1.1). De (ouders van de) kinderen hebben actief ingestemd met deelname. Zie Tabel 1 voor de demografische gegevens van de onderzoeksgroep.

Alle kinderen, die door hun huisartsen naar een van de twee deelnemende instellingen werden verwezen, ontvingen een diagnostische evaluatie, bestaande uit een ADHD-vragenlijst (AVL) ingevuld door zowel ouders als leerkracht, evenals een diagnostisch interview/observatie met het kind en een ontwikkelingsanamnese met de ouders. Dit is gebruikt om te bepalen of de kinderen voldoen aan de DSM-5-criteria (American Psychiatric Association, 2018) voor ADHD. Kinderen die (a) geclassificeerd zijn met ADHD, hyperactieve/impulsieve of gecombineerde presentatie (gebaseerd op DSM-5; APA, 2018), (b) tussen 8 en 12 jaar oud zijn, en (c) wel of geen medicatie voor ADHD gebruiken (de dosis en type medicatie moeten minimaal een maand voorafgaand aan het starten van de groep stabiel zijn), kunnen worden opgenomen. Uitsluitingscriteria zijn onder meer (a) leerstoornissen (IQ-score tussen 70-79), (b) autismespectrumstoornis als primaire classificatie, en (c) kinderen van wie de gezinnen op enig moment een vergelijkbare individuele of groepsbehandeling kregen. Kinderen met andere comorbide classificaties werden niet uitgesloten van de studie, maar mochten tijdens de duur van het programma niet met een andersoortige therapie starten. Ouders kregen het aanbod om deel te nemen aan een psycho-educatiegroep voor ouders (oudertraining), elf ouders gingen hierop in. Via de behandelaren van de kinderen is verzocht tot deelname, nadat korte uitleg is gegeven over de (tijds)investering die dit van de participanten vraagt.

TABEL 1.     Demografische gegevens onderzoekspopulatie

2.2 Materiaal

ADHD-symptomen. De symptomen van ADHD zijn gemeten met de totaalscore van de ADHD-vragenlijst die door ouders/verzorgers is ingevuld (AVL; Scholte & Van der Ploeg, 2010). In deze vragenlijst worden achttien ADHD-gerelateerde items, gebaseerd op de DSM-5, gemeten op een vijfpuntsschaal, oplopend van ‘niet’ (0) tot ‘zeer vaak’ (4). De betrouwbaarheid en begripsvaliditeit van deze vragenlijst werden als goed beoordeeld, de criteriumvaliditeit als voldoende (Evers et al., 2009-2011).

Kennis over ADHD. De kennis over ADHD werd gemeten met de Kennisvragenlijst AD(H)D, die zowel bij het kind (vijf vragen) als bij de ouders/verzorgers (vier vragen) van het kind zijn afgenomen. De vragenlijst voor het kind bevat een vijftal vragen waarbij in kaart wordt gebracht hoeveel zij denken te weten over ADHD. De kennisvragen worden beantwoord middels een zelfrapportagelijst die met behulp van de onderzoeker wordt ingevuld: de onderzoeker leest de betreffende vraag voor. De kinderen geven op een schaal van 0 tot 10 aan hoeveel zij denken te weten over ADHD. Hierbij representeert een 0 geen kennis en een 10 alle kennis. Tevens wordt aan de kinderen gevraagd of ze kunnen benoemen wat zij al weten. Zie onderstaand voorbeeld.

In het geval van de ouders geven zij op een schaal van 0 tot 10 aan hoeveel zij denken wat hun kind denkt te weten over hun classificatie. De range van de scores loopt van minimaal 0 tot maximaal 50 voor het kind en maximaal 40 voor de ouders. Een hogere score op de vragenlijst indiceert respectievelijk dat het kind van mening is veel kennis te hebben van ADHD of dat de ouder vindt dat het kind veel kennis heeft.

Zelfbeeld. Het zelfbeeld van de kinderen werd gemeten met een onderdeel van de Kennisvragenlijst AD(H)D die bij de ouder(s)/verzorger(s) (twee vragen) van het kind zijn afgenomen. De zelfbeeldvragen werden beantwoord middels een zelfrapportagelijst die met behulp van de onderzoeker werd ingevuld. De ouders gaven op een schaal van 0 tot 10 aan hoe onzeker/zeker ze hun kind vinden en hoe positief/negatief hun kind over zichzelf denkt. Hierbij representeert een 0 heel erg onzeker/heel erg negatief en een 10 heel erg zeker/heel erg positief. De range van de scores loopt van minimaal 0 tot maximaal 20. Een hogere score op de vragenlijst indiceert dat de ouder vindt dat het kind zeker over zichzelf is en een positief zelfbeeld heeft.

Er is nog geen statistisch onderzoek gedaan naar de validiteit en betrouwbaarheid van deze vragenlijst. In dit geval volstond het om beide vragenlijsten af te nemen bij slechts één ouder/verzorger. De ouders (of een van de ouders) van de 32 kinderen hebben de vier vragen (waaronder de twee vragen over het zelfbeeld) van de Kennisvragenlijst ADHD en de 18 vragen van de AVL voorgelegd gekregen. Een volledig ingevulde Kennisvragenlijst ADHD, van de voor- en nameting, was ontvangen van 31 ouders en een volledig ingevulde AVL, van de voor- en nameting, was ontvangen van 32 ouders.

De vijf vragen van de Kennisvragenlijst ADHD zijn voorgelegd aan de 32 kinderen. Een totaal van 30 kinderen heeft de Kennisvragenlijst ADHD, van de voor- en nameting, compleet ingevuld teruggestuurd.

2.3 Procedure

In dit onderzoek maken we gebruik van een quasi-experimenteel design met een voor- en nameting. Tussen de meetmomenten zit ongeveer acht weken (met een spreiding van vijf tot negen weken) tijd. De interventie vindt plaats tussen de eerste en de tweede meting. Zo kan de effectiviteit van de psycho-educatiegroep onderzocht worden. Parallel aan de groep voor kinderen wordt er een psycho-educatiegroep (oudertraining) voor ouders gegeven (vier bijeenkomsten van twee uur).

De data voor deze studie zijn verzameld op vier locaties van twee verschillende instellingen voor specialistische jeugd-GGZ. Er hebben 32 kinderen met de classificatie ADHD, volgens DSM-5, in de leeftijd van 8-12 jaar, met een IQ>70 en afkomstig uit verschillende (etnische, alleenstaande) gezinnen meegedaan aan het onderzoek. Alle kinderen beginnen de groepssessies (psycho-educatie) binnen vijf weken na binnenkomst bij de locaties. Meetmomenten vonden plaats aan het begin (baseline; T0) van het psycho-educatieprogramma, (maximaal één week) en na het einde van het programma tijdens de evaluatiebijeenkomst (T1). Het invullen van de vragenlijsten voor kinderen duurde vijf minuten en voor ouders vijftien minuten. De primaire uitkomstmaten zijn de gerapporteerde ADHD-symptomen, en kennis over ADHD.

De psycho-educatie kindgroep wordt gege­ven volgens het protocol ‘ADHD psycho-­educatiegroep (9-12 jaar)’ (Ehrlich en Hilbers, 2018, zie box 1). De groep bestaat uit vijfwekelijkse sessies van elk anderhalf uur. Twee ervaren kinder- en jeugdpsychologen begeleiden alle sessies.

2.4 Statistische analyses

Statistische analyses zijn uitgevoerd met SPSS (versie 27). Er wordt een significantie­niveau van p < .05 gehanteerd. Outliers werden beoordeeld door inspectie van een boxplot, normaliteit werd getest met behulp van de Shapiro-Wilk-test (p > .05), en homogeniteit van varianties werd bepaald door de Levene’s testen. Ten behoeve van de eerste onderzoeksvraag wordt een herhaalde metingen ANOVA uitgevoerd met vier afhankelijke variabelen (totaalscore op de AVL, kennis over ADHD gerapporteerd door ouders, kennis over ADHD gerapporteerd door kind, zelfbeeld gerapporteerd door ouders) en ten behoeve van de tweede onderzoeksvraag wordt een multivariate variantieanalyse uitgevoerd.

3. Resultaten

3.1 Beschrijvende statistieken

In Tabel 2 staan de gemiddelde scores, standaarddeviaties en minimum-maximum op de voor- en nameting van de afhankelijke variabelen weergegeven. Primaire uitkomstmaten waren de gerapporteerde symptomen van ADHD, de kennis over ADHD bij de kinderen en de hoogte van het zelfbeeld gerapporteerd door ouders en de kennis over ADHD gerapporteerd door de kinderen zelf, beoordeeld voor en na de interventie.

3.2 Herhaalde metingen ANOVA

Voorafgaand aan de analyses is nagegaan of er aan de algemene assumpties wordt voldaan (normaliteit; homoscedasticiteit/homogeniteit van variantie; lineariteit; onafhankelijkheid; Field, 2009, p. 131-165), wat het geval is.

Een herhaalde meting ANOVA is uitgevoerd om te toetsen of de scores op de voor- en nameting significant van elkaar verschillen. Niet-significante covariaten (leeftijd, onderwijs, leefsituatie, medicatie, type ADHD en mate van ernst) zijn in de definitieve analyse buiten beschouwing gelaten. De multivariate toetsing laat een significant resultaat zien (Wilks’ Lambda = .122; F(4,24) = 43.37, p < . 001, η2 = .88). De resultaten van de univariate toetsen worden gepresenteerd in Tabel 2. Hieruit is af te lezen dat de ADHD-symptomen een afname laten zien, terwijl de kennis van ADHD (zoals gerapporteerd door ouders en kind) toeneemt. Ook het zelfbeeld (zoals gerapporteerd door ouders) neemt significant toe op de nameting ten opzichte van de voormeting.

3.3 Oudertraining als covariaat

In Tabel 3 zijn de beschrijvende statistieken van de verschilscores (voormeting-nameting) op de afhankelijke variabelen weergegeven. Hierbij is een uitsplitsing gemaakt tussen respondenten die de oudertraining hebben gevolgd, en respondenten waarbij dit niet het geval is geweest. In dit overzicht zijn enkel de respondenten meegenomen waarvan alle gegevens beschikbaar waren. Multivariate toetsing toont dat er geen significant interactie-effect is tussen oudertraining en tijd (Wilks’ Lambda = .945; F(4,23) = .33, p = .853, η2 = .06). Dit betekent dat de kinderen van wie de ouders meegedaan hebben met de oudertraining, een vergelijkbare afname van ADHD-symptomen alsook een vergelijkbare toename van ADHD-kennis lieten zien tussen voormeting en nameting in vergelijking tot kinderen van wie de ouders de oudertraining niet hebben gevolgd. In Tabel 3 worden de resultaten van de univariate toetsing (interactie-effect tijd en oudertraining) gepresenteerd.

4. Discussie

Deze studie onderzocht de effectiviteit van een psycho-educatiegroep bij kinderen, van 8-12 jaar met ADHD, op de symptomen van ADHD en de kennis over ADHD. Omdat een ADHD-classificatie bij ongeveer 2-7% van de schoolgaande kinderen voorkomt en het interfereert met verschillende gebieden van het leven, is het van groot belang om een ​​effectieve behandeling te vinden die de intensiteit en dus de impact van ADHD-symptomen kan verminderen. Aangezien er in de richtlijnen ADHD geadviseerd wordt altijd te starten met psycho-educatie over ADHD en hier nog maar weinig onderzoek naar gedaan is, is huidig onderzoek van belang.

In dit onderzoek wordt er een significant positief effect gevonden op de vermindering van de gerapporteerde symptomen bij kinderen met een ADHD-classificatie. Het totale aantal en de intensiteit van de symptomen nemen betekenisvol af na het volgen van de groep. Daarbij komt er uit de analyses naar voren dat de ouders van kinderen met verschillende subtypes en mate van ernst van de ADHD-classificatie een duidelijke verbetering in symptomen rapporteren. Ook de kennis die de kinderen hebben over ADHD, neemt betekenisvol toe. Deze toename aan kennis kan bijdragen aan meer inzicht in de classificatie en zorgen dat het stigma vermindert, evenals dat het de acceptatie van symptomen en behandelingen vergemakkelijkt, de therapietrouw verbetert en daarmee het dagelijks functioneren verbetert (Zorgstandaard ADHD, 2018; Vermeulen, 2008; Multidisciplinaire Richtlijn AD(H)D, 2005). Deze bevindingen zijn ook consistent met een eerdere studie met een soortgelijk programma in een Spaans onderzoek (Ferrin et al., 2014). In deze eerdere studie verminderde psycho-educatie ook de ADHD totale symptomen en onoplettendheid. De verschillen voor onoplettendheid werden meer dan een jaar later nog gezien.

De verwachting dat kinderen meer kennis over ADHD hebben en minder ADHD-symptomen als ouders ook een psycho-­educatiegroep volgen, is met deze studie niet aangetoond. Er is een vergelijkbare afname van ADHD-symptomen alsook een vergelijkbare toename van ADHD-kennis bij de kinderen waarvan ouders de oudertraining niet hebben gevolgd. Naast het verminderen van de symptomen en het vergroten van de kennis is er ook een betekenisvolle vooruitgang gebleken bij het zelfbeeld van de kinderen. Ouders van de kinderen rapporteren een significante verbetering na afloop van de psycho-educatiegroep in vergelijking met voorafgaand aan de groep. Deze uitkomst is in lijn met wat experts stellen in de Multidisciplinaire Richtlijn ADHD (Trimbos, 2005), dat het deelnemen aan een kindgroep bij kinderen met AD(H)D een positieve impact kan hebben op hun zelfbeeld. Huidig onderzoek impliceert het belang van goede uitleg (psycho-educatie) aan kinderen zelf wanneer de classificatie ADHD net gesteld is.

De beperkingen aan deze studie maken echter dat enige voorzichtigheid ten aanzien van de betekenis en de generaliseerbaarheid van de resultaten passend is. Ten eerste is de opzet van de studie een interventiegroep zonder een controlegroep. Hierdoor is het niet duidelijk of de groep, die geen psycho-educatiegroep krijgt maar care as usual (een andere interventie) of op de wachtlijst staat, ook een vooruitgang zou boeken. Een controlegroep is nodig om vast te stellen of een verschil in afhankelijke variabele veroorzaakt wordt door een manipulatie van de onafhankelijke variabele of door andere factoren (Thomas, 2021). Zo zou het bijvoorbeeld kunnen dat ouders, door er zelf ook meer over te horen en te leren na het stellen van de classificatie, de kinderen ook meer kennis over ADHD geven. Ten tweede kan het gebruik van zelfrapportage vragenlijsten als een beperking gezien worden. Zo kan er niet gecontroleerd worden op sociaal wenselijke antwoorden of een andere kijk op de werkelijkheid onderscheiden worden. Daarbij kan er niet uit worden opgemaakt of de andere behandelingen, die een aantal kinderen ontving tijdens de psycho-educatiegroep, een rol hebben gespeeld in de geconstateerde verbeteringen. Tot slot wordt ook het ontbreken van een follow-up meting als beperking gezien, gezien de vraag in hoeverre de positieve veranderingen op lange termijn nog blijven bestaan nog niet beantwoord is. Nader onderzoek naar de langetermijneffecten, waarbij de effecten tevens worden vergeleken met die van een controlegroep (care as usual), is nodig.

Al met al is er met deze studie meer ondersteunend bewijs gevonden voor de belangrijke rol van psycho-educatie bij kinderen met een ADHD-classificatie. Enerzijds doordat er een afname van klinische symptomen aangetoond is en anderzijds een toename aan kennis over ADHD dat een positief effect lijkt te hebben op het zelfbeeld van kinderen met een ADHD-classificatie.

Noot

  1. Het programma ‘ADHD psycho-educatiegroep (9-12 jaar)’ is verkrijgbaar bij Uitgeverij SWP, te bereiken via http://www.swpbook.com.

Referenties

Akwa GGZ. (2019). Zorgstandaard ADHD. https://www.ggzstandaarden.nl/zorgstandaarden/adhd/samenvatting.

American Psychiatric Association (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Auteur.

Barkley, R.A. (2006). Attention-deficit hyperactivity disorder: A Handbook for Diagnosis and Treatment (3rd ed.). Guilford Press.

Boerema, A.M. (2012). Psycho-educatie bij kinderen met AD(H)D. [Master thesis]. Vrije Universiteit.

Chronis, A.M., Jones, H.A. & Raggi, V.L. (2006). Evidence-based psychosocial treatments for children and adolescents with attention-deficit/hyperactivity disorder. Clinical Psychology Review, 26, 486–502.

Corkum, P., Rimer, P., & Schachar, R. (1999). Parental knowledge of attention-deficit hyperactivity disorder and opinions of treatment options: impact on enrolment and adherence to a 12-month treatment trial. Canadian Journal of Psychiatry, 44, 1043-1048.

Ehrlich T. & Hilbers, J. (2010). Psycho-educatiegroep voor kinderen met ADHD 9-12 jaar. Draaiboek voor de trainers. Jeugdriagg.

Evers, A., Braak, M.S.L., Frima, R.M. & Vliet-Mulder, J.C. van (2009-2011). COTAN documentatie. Boom.

Ferrin, M., Moreno-Granados, J.M., Salcedo-Marin, M.D., Ruiz-Veguilla, M., Perez-Ayala, V. & Taylor, E. (2014). Evaluation of a psychoeducation programme for parents of children and adolescents with ADHD: Immediate and long-term effects using a blind randomized controlled trial. European Child and Adolescent Psychiatry, 23, 637-647.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS and sex and drugs and rock “n” roll (3rd ed.). Sage.

Hinshaw, S.P., Klein, R.G., & Abikoff, H. (1998). Childhood attention deficit hyperactivity disorder: Nonpharmacological and combination treatments. In P.E. Nathan & J.M. Gorman (Eds.), A guide to treatments that work (pp. 26–41). Oxford University

Press.Ialongo, N.S., Horn, W.F., Pascoe, J.M., et al. (1993). The effects of a multimodal intervention with attention-deficit hyperactivity disorder children: a 9-month follow-up. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 32(1), 182–189.

King, S., Waschbusch, D.A. & Pelham Jr, W.E. (2009). Social information processing in elementary-school aged children with adhd: medication effects and comparisons with typical children. Journal of Abnormal Child Psychology, 37, 579–589.

Kwaliteitsontwikkeling GGZ (2018). Zorgstandaard ADHD – EBRO Module Niet-medicamenteuze interventies kinderen en jongeren. https://www.ggzstandaarden.nl/uploads/side_products/53bc4f109c4d535eff6f309cbe823502.pdf.

Landelijk Basisprogramma (2007). ADHD bij kinderen en jeugdigen. Trimbos-instituut.

Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling (2005). Multidisciplinaire richtlijn AD(H)D. Richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van AD(H)D bij kinderen en jeugdigen. Trimbos-instituut.

Looyeh, M.Y., Kamali, K., & Shafieian, R. (2012). An exploratory study of the effectiveness of group narrative therapy on the school behavior of girls with attention-deficit/hyperactivity symptoms. Archives of Psychiatric Nursing, 26, 404-410.

Lopez, M.A., Toprac, M.G., Crismon, M.L., Boemer, C., & Baumgartner, J. (2005). A psychoeducational program for children with ad(h)d or depression and their families: results from the cmap feasibility study. Community Mental Health Journal, 41, 51-66.

Luman, M., Oosterlaan, J., & Sergeant, J.A. (2005). The impact of reinforcement contingencies on AD/HD: A review and theoretical appraisal. Clinical Psychology Review, 25(2), 183-213.

Montoya, A., Colom, F., & Ferrin, M. (2011). Is psychoeducation for parents and teachers of children and adolescents with ADHD efficacious? A systematic literature review. European Psychiatry, 26(3), 166–175. https://doi.org/10.1016/j.eurpsy.2010.10.005

Montoya, A., Hervás, A., Fuentes, J., Cardo, E., Polavieja, P., Quintero, J., & Tannock, R. (2014). Cluster-randomized, controlled 12-month trial to evaluate the effect of a parental psychoeducation program on medication persistence in children with attention-deficit/hyperactivity disorder. Neuropsychiatric Disease and Treatment, 10, 1081-92.

National Institute for Health and Care Excellence (2020). NICE guideline: Supporting adult carers. https://www.nice.org.uk/guidance/ng150.

Prins, P. (2005). Hoe evidence-based is de behandelpraktijk van kinderen en jongerenmet ADHD? Kind en Adolescent Praktijk, 4, 139-143.

Rader, R., McCauley, L., & Callen, E.C. (2009). Current strategies in the diagnosis and treatment of childhood attention-deficit/hyperactivity disorder. American Family Physician, 79(8), 657-665.

Federatie Medisch Specialisten (2018). Richtlijn ADHD bij kinderen. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.

Scholte, E. & van der Ploeg, J. (2010). ADHD-vragenlijst Handleiding. Bohn Stafleu van Loghum.

Sonuga-Barke, E., Daley, D., Thompson, M., Laver-Bradbury, C., Weeks, A. (2001). Parent-based therapies for preschool attention-deficit/hyperactivity disorder: a randomized, controlled trial with a community sample. Journal of American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 40(4), 402–408.

The MTA Cooperative Group (1999). A 14-month randomized clinical trial of treatment strategies for attention-deficit/hyperactivity disorder. Multimodal Treatment Study of Children With ADHD. Archives of General Psychiatry, 56(12), 1073-1086.

Thomas, L. (2021, 12 november). Controlegroepen in wetenschappelijk onderzoek https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/controlegroepen/

Vermeulen, P. (2008). Ik ben speciaal 2, werkboek psycho-educatie voor mensen met autisme (6de druk.) EPO.

 

SUMMARY

Even though psychoeducation is the first step in treating ADHD, not a lot is known yet about the ­effectiveness of available psychoeducation. In this research, ‘ADHD psycho-educatiegroep (9-12 jaar)’ – a group approach for children with an ADHD classification aged 9-12 – was tested on effectiveness. In this pilot study, 32 children with an ADHD classification (8-12 years) were followed during and after a psycho­education group for ADHD. Primary outcomes were the symptoms of ADHD, the knowledge of ADHD of the children, the level of self-esteem; all reported by the parents, as well as the knowledge of ADHD reported by the children measured before and after the intervention. Multivariate analyses of variance indicated that the psychoeducation group showed a positive improvement on the total score of ADHD behaviour (a decrease in symptoms) and in knowledge of ADHD. Furthermore, a positive significant improvement in self-esteem of the child was reported by the parents. Whether or not the parents had followed parent training parallel to the research had no influence on the results. Neither were the use of medication or the degree of the severity of the ADHD symptoms of significant influence. This research shows that a psychoeducation group for children (8-12 years) with an ADHD classification can be effective in reducing ADHD symptoms, increasing the knowledge about ADHD and improving self-esteem. Following the parent training parallel to the research and the use of medication at the start of the group did not significantly contribute to the outcomes.

Keywords: ADHD, psychoeducation, group offer, knowledge of ADHD, self-esteem

ABOUT THE AUTHORS

Anneloes Vree MSc., mental health psychologist i.t.t. clinical psychologist, works for Dokter Bosman team Young Adults in Amsterdam and is a lecturer at VU Amsterdam and RINO Zuid/RCSW. E-mail: avree@dokterbosman.nl.

Sylke Toll PhD, child psychologist, works for Dokter Bosman team Child and Youth in Arnhem and is a lecturer at Radboud University and RINO Zuid/RCSW.