Ga naar de inhoud

De gesuperviseerde professionele praktijk voor klinisch orthopedagogen in Vlaanderen

Reeds eerder informeerden we in deze rubriek over de ontwikkelingen in België en in Vlaanderen over de erkenning bij wet van de klinisch orthopedagoog als zorgberoep (zie de volgspot van maart 2014 van Vandevelde en die van juni 2014 van Vanderfaeillie). Beide auteurs stelden dat de erkenning van de klinisch orthopedagoog bij wet belangrijk is. Het beleid erkent hiermee dat orthopedagogen bij de ondersteuning van kinderen en volwassenen accenten kunnen leggen complementair aan de hulpverlening geboden door andere beroepsgroepen. Een ander element is dat hierdoor de situatie ongedaan werd gemaakt dat orthopedagogen (en psychologen) die diagnoses stellen en cliënten begeleiden onwettige geneeskunde bedreven. Ze krijgen het recht om autonoom te handelen. Dit alles betrof de wet van 4 april 2014. Ondertussen is er reeds heel wat bijgetimmerd aan het wetgevend kader. Eén latere toevoeging betreft de gesuperviseerde professionele praktijk (GPP). Met de wet van 20 juni 2016 en het KB van 26 april 2019 werd in navolging van een advies van de Hoge Gezondheidsraad de GPP ingevoerd. Dit advies stelde dat voldoende praktijkervaring in de vorm van een professionele stage een noodzakelijke voorwaarde is voor een kwaliteitsvolle uitoefening van de klinische orthopedagogiek. Naast de stage die deel uitmaakt van de basisopleiding, wordt het volgen van een professionele stage een voorwaarde voor uitoefening van de klinische orthopedagogiek. Het KB bepaalt tevens dat de stage 1680 uren of 1 werkjaar duurt en legt de erkenningscriteria voor de stagemeester en de stageplaatsen vast.

Ondanks het feit dat voorwaarde van een GPP reeds in 2016 bij wet werd ingevoerd, is slechts nu (juni 2021) duidelijk geworden wie deze GPP moet doen en wie hiervan is vrijgesteld. De wetten van 2016 en van 2019 bepalen dat de GPP plaats heeft in een erkende stagedienst, onder supervisie van een erkend stagemeester. De erkenningsvoorwaarden voor een stagemeester en stageplaats liggen reeds vast sinds 2019. Vandaag is echter nog niet duidelijk welke diensten en wie als stagemeesters erkend zullen worden. Evenmin is duidelijk hoeveel diensten en hoeveel stagemeesters erkend zullen worden. Er is echter wel reeds bepaald dat een stagemeester een maximum van vier kandidaat-orthopedagogen mag begeleiden. Dit maakt onder meer dat masterstudenten klinische orthopedagogiek niet zeker zijn van een stageplek.

Misschien ben ik wat te achterdochtig. Toch kan ik het niet laten om me de vraag te stellen of de overheid onder het mom van het belang van de kwaliteit voor de client geen instrument heeft gecreëerd om de instroom van het aantal klinisch orthopedagogen te controleren. Immers, met het instrument van de erkenning van stagediensten en stagemeesters kan precies bepaald worden hoeveel klinisch orthopedagogen per jaar erkend zullen worden. Of hoe de vlag van kwaliteit gebruikt zou kunnen worden om een andere, economische en financiële, logica te dekken.