Ga naar de inhoud

Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan bracht koning Willem Alexander op donderdag 24 maart 2022 een werkbezoek aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), de raad die de regering wetenschappelijke informatie moet verschaffen over ontwikkelingen die op lange termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. De WRR is niet het enige adviesorgaan dat ons land rijk is. Elk ministerie heeft eigen adviesorganen. Voor onderwijs zijn dat een aantal strategische adviesorganen zoals de (Vlaamse) Onderwijsraad en verder de tienen tientallen technisch-specialistische organen die het ministerie over van alles en nog wat adviseren. Met het grote aantal raden en commissies laat de overheid het belang van de inbreng van al of niet specialistische vertegenwoordigers uit de samenleving zien. En, ook niet onbelangrijk, veel adviesraden leveren veel adviezen op en daar zit altijd wel een advies bij dat het beleid ondersteunt of dat invoering van voorgenomen beleid vergemakkelijkt.

In veel adviezen naar de overheid wordt vaak benadrukt dat de conclusies op wetenschappelijk onderzoek zijn gebaseerd en dat dit alleen al voldoende reden moet zijn om de adviezen over te nemen. Ik zal de eerste zijn die het belang van wetenschappelijk onderzoek voor het onderwijs onderschrijft. Maar we moeten het keurmerk ‘gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek’ ook weer niet overschatten. Onderzoekers houden zich met een klein deel, soms zelfs met een splinter, van de schoolse werkelijkheid bezig. En dan is een onterechte extrapolatie of overhaaste generalisatie snel gemaakt. Daar komt bij dat onderzoekers over het algemeen geen didactici zijn en niet altijd gemakkelijk de impact van hun adviezen op het onderwijs kunnen overzien.

Ter bescherming van onderzoekers en hun onderzoek (en van het onderwijs) pleit ik voor nog een adviesraad, een adviesraad voor uitkomsten of opbrengsten van wetenschappelijk onderzoek. Die raad bestaat uit een willekeurig aantal didactisch effectieve leerkrachten; leerkrachten die in groep drie jaar op jaar geen uitvallers met betrekking tot lezen, spellen en rekenen hebben en leerkrachten die er elk jaar in slagen eerder opgelopen achterstanden van leerlingen weg te werken. Die leerkrachten zijn er, misschien dun gezaaid, maar ik weet dat ze er zijn. En in deze tijd waarin alle toetsgegevens en andere resultaten via de onderwijsinspectie beschikbaar zijn, moet het niet zo moeilijk zijn ze te achterhalen. Wat zou het goed zijn de mening van de adviesraad van effectieve leerkrachten te horen voordat weer een vernieuwing het onderwijs wordt ingevoerd. Wat zou de raad bijvoorbeeld vinden van voorgestelde veranderingen in het taalonderwijs, van afschaffing van methoden voor begrijpend lezen ten gunste van het werken met rijke teksten, van het verplicht invoeren van een tweede uur gymnastiek, wat zomaar door het heen en weer lopen naar de gymzaal en het omkleden drie klokuren per week kan beslaan? In welke mate zouden de spelers in de Champions League van de didactiek verschillende veranderingen die als vernieuwingen worden gepresenteerd nu zien als ondersteunend of juist als bedreigend voor een effectieve didactiek?