Ga naar de inhoud

In een begin dit jaar gepubliceerd boek wordt gerapporteerd over een internationaal researchproject. Aan de orde is hoe het ervoor staat met de residentiële jeugdhulpverlening in een zestiental overwegend Europese en Noord-Amerikaanse landen1. Een van de vragen luidt in hoeveel procent van de gevallen bij uithuisplaatsing van jeugdigen een beroep wordt gedaan op een vorm van residentiële hulp (in plaats van pleegzorg). Dit blijkt enorm te variëren. Drie landen springen eruit als ‘high users’ (Argentinië, Israël, Portugal), zes landen als ‘low users’ (Australië, Canada, Engeland, Ierland, Schotland, VS). De overige landen (Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Nederland, Italië, Spanje) bevinden zich hier tussenin. In de ‘low users’ landen is er het afgelopen decennium sprake geweest van wetswijzigingen die geleid hebben tot een verminderde capaciteit van 24-uurs voorzieningen. In de ‘middengroep’ is er meer geïnvesteerd in kwalitatieve verbetering van de zorg. Ook op een ander kenmerk is er sprake van grote variatie: de vereisten die aan de opleiding van pedagogisch medewerkers worden gesteld. Dit varieert van beperkte (Australië, Canada, VS) tot uitgebreide vereisten (bijvoorbeeld Duitsland), waarin een bachelor- of (post)mastergraad wordt gevraagd. In een afsluitend hoofdstuk wordt vastgesteld dat in landen die de minste eisen stellen de reductie van residentiële capaciteit het sterkst waarneembaar is, terwijl er in landen die juist relatief hoge eisen stellen aan het personeel meer aandacht is voor zorgkwaliteit. Er bestaat volgens de auteurs geen twijfel dat “de kwaliteit van de hulpverlening direct gerelateerd is aan de opleiding, training en ervaring van de zorgprofessionals” (p. 436). Een en ander brengt hen tot de hypothese dat ‘low users’ landen in een ongelukkige vicieuze cirkel zitten, waarbij een gebrek aan goed opgeleide medewerkers gepaard gaat met minder goede kwaliteit en uitkomsten van residentiële zorg, wat op zijn beurt ertoe bijdraagt dat overheden minder geneigd zijn erin te investeren en het almaar lastiger is goed gekwalificeerd personeel te werven en te behouden.

In het licht van deze bevindingen geeft het te denken dat in de onlangs verschenen Hervormingsagenda Jeugd 2023-20282 als opgave wordt geformuleerd: het afbouwen van residentiële jeugdhulp. Nederland wenst zich kennelijk te scharen in de groep van ‘low users’ landen. Het is te hopen dat dit voor de kleine groep kwetsbare jeugdigen die aangewezen is op verblijf in een behandelgroep niet gepaard gaat met een type kwaliteitsverlies zoals hier aangeduid. Ik raad beleidsbepalers en -uitvoerders aan, alvorens te ontmantelen, kennis te nemen van de positief psychologische, evidence-based inzichten rond 24-uurs voorzieningen in het onlangs verschenen boek van de Amerikaanse hoogleraar Bruce Henderson3. Laten we het kind niet met het badwater weggooien.

1. Whittaker, J.K., Holmes, L., Del Valle, J.F., & James, S. (Eds.) (2023). Revitalizing residential care for children and youth: Cross-national trends and challenges. Oxford University Press.
2. Rijksoverheid (2023). Hervormingsagenda Jeugd 2023-2028.
3. Henderson, B.B. (2023). Challenging the conventional wisdom about residential care for children and youth: A good place to grow. Routledge.