Ignaas Devisch
Een kleine filosofie van grote emoties
Pelckmans
ISBN 9789463378789
Onlangs deed een goede vriend mij het essay van Ignaas Devisch cadeau. Midden in de roos! Qua omvang is het een boekje, maar wat inhoud betreft een boek. Devisch weet een ‘groot’ onderwerp behapbaar te behandelen. Omdat hij niet in filosofisch jargon vervalt, is zijn beschouwing over emoties makkelijk te volgen. Hij verschafte mij enkele inzichten die ik graag met u als lezer wil delen in de hoop dat u zijn essay integraal zult gaan lezen. Ik beloof dat u daar geen spijt van krijgt.
Irrationaliteit ≠ Emotionaliteit
De traditionele filosofie heeft ons sinds Plato en Aristoteles (400 v.Chr.) doen geloven dat de emoties, toen aangeduid met passies, het redelijke denken in de weg staan en dat we ons van onze passies moeten ontdoen om irrationaliteit te voorkomen. In de eeuwen erna en in onze huidige tijd zijn we nog altijd geneigd om emotionaliteit als een vorm van irrationaliteit te zien. Hoe irrationeel deze veronderstelling feitelijk is, maakt Devisch eenvoudig duidelijk.
Filosofen die emoties terzijde schuiven als een belemmering voor het bereiken van de waarheid, doen dat zeer gepassioneerd (i.e., met emoties dus). Dat wat ze willen bestrijden, gebruiken ze in hun filosofisch handelen als argument. De filosofie slaagt er volgens Devisch dus niet in om haar vak te beoefenen zonder dat er emoties aan te pas komen.
Dit inzicht bracht mij ertoe om het woord irrationaliteit nader te onderzoeken. Het woord irrationaliteit wordt gevormd door voor rationaliteit het voorvoegsel ‘ir’ te plaatsen. ‘Ir’ betekent niet. Dus irrationeel is niet rationeel. Als we ervan uitgaan dat we met de ratio redeneren, dan kan er alleen maar irrationaliteit ontstaan als deze niet goed functioneert. Door een onjuiste logica toe te passen of van verkeerde assumpties uit te gaan ontstaat er een irrationele redenering. Een foute redenering is geen emotie, het is een… foute redenering. Uiteraard kan ze wel emoties oproepen, zoals schaamte, woede, verbazing, vrolijkheid en wellicht ook angst.
Met Damasio ben ik het eens dat we fundamenteel emotionele wezens zijn. Hij stelt: ‘Ik voel dus ik ben’, maar ik ben geneigd te stellen dat het omgekeerde, ik ben dus ik voel, net zo waar is. Dit geldt wat mij betreft ook voor Descartes’ uitspraak ‘Ik denk dus ik ben’. Traditionele filosofen zijn vermoedelijk net zo gecharmeerd van het omgekeerde van zijn uitspraak, Ik ben dus ik denk.
Emoties als eigenstandig onderwerp van filosofisch onderzoek
Als ik Devisch goed begrijp, dan heeft de fenomenologie de deur geopend voor de erkenning van emoties als filosofisch ‘waardevolle’ fenomenen. In tegenstelling tot de traditionele filosofie die slechts gericht was op het bestuderen van abstracte en theoretische kennis los van (zintuigelijke) ervaringen, is de fenomenologie gericht op de rol van de alledaagse werkelijkheid of leefwereld (dus inclusief emoties) en hoe de mens zijn bewustzijn richt naar de wereld. Het gaat er niet om dat we subjectieve waarnemingen zien als de waarheid, maar we maken als mens wel deel uit van die wereld, met haar emoties, die we willen leren kennen. Als mens, die voortdurend (emoties) ervaart, zijn wij onvermijdelijk betrokken bij dat wat we onderzoeken. Dus als we over gevoelens willen nadenken, komen we er niet onderuit dat we tegelijkertijd ook over onszelf moeten nadenken. Ik denk dat dit evenzo goed geldt voor de traditionele filosofische onderwerpen, zoals het lichaam-geestprobleem, maar ook als het gaat om denken, cognitie of bewustzijn. Als we over denken willen nadenken, kunnen we er niet onderuit om ook over onszelf na te denken. Ons eigen denken dient onvermijdelijk binnen bepaalde kaders plaats te vinden. Zo kunnen we niet denken zonder de oorzaak-gevolgrelatie. We denken altijd binnen die categorie. Anders gezegd: als we filosofisch analyseren, dan staat dat niet los van de manier waarop we mentaal redeneren (beken ik mij nu een kantiaan?).
Een mooi inzicht dat ik van Devisch kreeg is deze: ‘Mens-zijn impliceert per definitie dat we voelen, dat we dingen ervaren of aanraken. Emoties zijn daar geen toevoeging aan, ze zijn integendeel een van onze toegangspoorten tot de wereld’ (p. 59).
Emoties zijn niet de nieuwe waarheid
Sinds midden vorige eeuw is het tonen van en praten over gevoelens uit de taboesfeer geraakt. Dat heeft zeker veel gebracht. We kunnen zo begrip krijgen voor de situatie van een ander en het lucht (soms) op om je wanhoop of verdriet te delen. De emancipatie van emoties heeft daarmee goede kanten. Toch wijst Devisch er mijns inziens ook terecht op dat er een keerzijde zit aan het soms grenzeloos delen van emoties (in de publieke ruimte). Het gevaar is dat emoties gaan fungeren als een verontschuldiging voor ons gedrag. Het feit dat we de wereld allemaal op onze eigen (Devisch noemt dat eigenste) manier beleven, laat zien dat we in een concrete vergelijkbare situatie emotioneel verschillend kunnen reageren en dat emoties geen vrijbrief zijn voor ons gedrag omdat ze naar een waarheid zouden verwijzen. Ik ben boos omdat ik niet gevraagd ben voor die functie. Dat kan, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat het onjuist is dat ik niet gevraagd ben.
Een hedendaags voorbeeld van Devisch is: ‘Ik ben (genderfluïde, queer…) omdat ik me zo voel. Door emoties te presenteren als een vaste entiteit onttrek je ze aan het gesprek en vervang je de uitwisseling door een pakket eisen over de wijze waarop je wenst aangesproken te worden of benaderd… Emoties worden dan een wapen in de strijd in plaats van een bron van uitwisseling en verdieping’ (p. 79).
Mijn bescheiden toevoeging aan zijn relaas is dat we ons vooral ook moeten realiseren dat emoties voortdurend aan verandering onderhevig zijn, ze bewegen. Dat betekent dat ze niet naar een stabiele ‘waarheid’ kunnen verwijzen. Ik meen dat we er daarom goed aan doen om ons gedrag niet te verantwoorden op basis van onze momentane emotionele gesteldheid. Niet alleen is een dergelijk excuus op drijfzand gebouwd, het ontslaat ons vervolgens ook van de plicht om ons ‘rationeel’ te verantwoorden. Dat lijkt mij een weg die we niet moeten willen inslaan. De mens is behalve een intrinsiek emotioneel wezen ook een intrinsiek denkend wezen. Met dat laatste proberen we onze en elkaars emoties te begrijpen en te respecteren, maar ook om tot gezamenlijkheid en begrip te komen.
Tot slot
Als u meent dat u nu de inhoud van het essay van Devisch te pakken hebt, dan heeft u het mis. Ik heb er een paar punten uitgelicht en deze met wat eigen gedachten gelardeerd. Ignaas Devisch heeft nog veel meer behartenswaardig te zeggen, maar dat alles kan hij veel beter dan ik.