De kranten staan er vol van: de schoolresultaten, in het bijzonder rekenen en taal, van de leerlingen in de Nederlandse basisscholen hollen achteruit. Op zich komt die constatering, daar waar dit rekenen-wiskunde betreft, niet overeen met de internationale data uit bijvoorbeeld de TIMMS-onderzoeken*. Daaruit blijkt dat de rekenresultaten in het afgelopen decennium niet slechter zijn geworden in vergelijking met andere landen. Het is natuurlijk wel zorgelijk dat een land als Nederland niet meer in de top tien staat als het om rekenresultaten gaat en dat leerlingen in landen als – om maar wat te noemen – Letland en Kazachstan betere rekenprestaties laten zien dan Nederlandse kinderen.
Maar waar ligt het aan dat Nederlandse kinderen niet meer tot de toprekenaars in de wereld horen? Uit onderzoek blijkt dat de leerkracht de belangrijkste factor is om schoolsucces te bewerkstelligen, dus wordt met een vermanende vinger al snel in die richting gewezen. Is dat terecht? Leerkrachten moeten van heel veel markten thuis zijn om het onderwijs in al haar facetten goed voor elkaar te krijgen en daartoe zijn werkweken van vijftig tot zestig uur geen uitzondering. Om hier voor het rekenen een adequate invulling aan te geven is aanvullende scholing veelal gewenst. Met de afschaffing van het kortstondige bestaan van het Lerarenregister op 1 augustus 2022 is het echter ook met de mogelijkheden van bij- en nascholing van leerkrachten slechter gesteld dan voorheen. Dat ligt natuurlijk niet alleen aan het feit dat het register is afgeschaft, maar vooral aan de onmogelijkheid om vervanging te vinden voor leerkrachten die na-/bijscholing willen volgen.
De mogelijkheid om die scholing toch te kunnen volgen verdient topprioriteit. Maar wat kan er nog meer? Inzetten op de kwaliteit van de toekomstige leraar! Goed grip krijgen op vakdidactiek is daartoe in de opleidingen essentieel. In het pabo-onderwijs is de aandacht echter vooral gericht op het halen van twee verplichte rekentoetsen. Het gaat om de ‘WisCAT-toets’, de rekentoets in het eerste jaar van de pabo, en de ‘Kennisbasistoets rekenen’, die in het derde jaar is geprogrammeerd.
De WisCAT-toets is qua rekentaken moeilijker dan de 3F-toets, die bedoeld is om de rekenkennis van leerlingen aan het einde van havo/vwo te toetsen. Als een pabostudent die WisCAT-toets haalt, dan heeft zij/hij in principe voldoende rekenkundige kennis om op basisschoolniveau rekentaken in alle groepen zelf te kunnen oplossen. Dit zegt uiteraard nog niets over de didactische kwaliteiten van de student. In de opleidingen wordt toegewerkt naar het halen van de Kennisbasistoets rekenen. Het is een prangende vraag waarom deze toets, die slechts ten dele de rekenstof op basisschoolniveau includeert, nog nodig is. Minder focus op het halen van déze toets biedt ruimte om meer opleidingstijd te besteden aan waar het werkelijk om gaat: het vergroten van vaardigheden als passende instructie en differentiatie. Om adequaat rekenonderwijs te kunnen bieden moeten studenten deze vaardigheden expliciet en intensief aangeleerd krijgen. Goed geschoolde leerkrachten is een belangrijke stap in het toewerken naar meer competente rekenaars in de basisschool.