De afgelopen maanden stonden de kranten bol met vragen over de effecten van corona op de economie, het milieu, de koopwoningmarkt, de landbouw, de zorg, vriendschapsrelaties, sociale contacten, het onderwijs, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Wat me daarbij steeds weer opvalt, is dat deze vragen zo gesteld worden dat het lijkt alsof we er een eenduidig antwoord op zouden moeten geven. Voor veel mensen zijn sociale contacten cruciaal en volgens wetenschappelijk onderzoek is het gebrek eraan zelfs net zo dodelijk als hoge bloeddruk, roken en fysieke inactiviteit. Betekent dit nu dat de hele wereld, of laten we ons beperken tot Nederland, tijdens de lockdown een verhoogde sterftekans had, omdat we elkaar niet meer konden ontmoeten? Dat lijkt mij niet. Op dit soort vragen kan alleen maar een zeer genuanceerd en gedifferentieerd antwoord komen. Gelukkig worden de antwoorden op de vraag of de coronacrisis negatieve effecten heeft op het leren van leerlingen steeds genuanceerder. Voor de ene leerling pakte het goed uit, voor de ander was het een regelrecht drama en voor weer een andere leerling maakte het niet veel uit. Daar zijn wel wat patronen in te ontdekken. Maar, niet alle leerlingen met laagopgeleide ouders hebben een achterstand opgelopen. Evenmin zijn alle leerlingen van hoogopgeleide ouders ongeschonden door de crisis gekomen. Daarom is het belangrijk om altijd oog te hebben voor de individuele leerling in die individuele context. Soms is iets wel een nadeel en soms is het dat niet. Daar is geen regel voor te bedenken. En daarom moeten wetenschappers zorgvuldig antwoorden. En als we het niet weten, laten we dat dan ook toegeven.